De sporen van de Italiaanse laars zijn een schiereiland. Ooit was het een echt eiland, maar het is aan het vaste land vastgeslibd. Op dat uitstekende land ligt Parco Nazionale del Gargano. Onderdeel van dat park is Foresta Umbra, wat donker bos betekent. Dat komt omdat de beuken die hier staan voornaam zijn. Sommigen hebben een omtrek van 5 meter. Het leek ons de perfecte plek voor een dagje bosbaden, ofwel forest bathing, in Japan ‘uitgevonden’ en genaamd Shinrin Yoku.
Maar is bosbaden wel wat wij daar vandaag gedaan hebben? Ik heb ervaring met hiken, zowel lange als korte wandelingen in de vrije natuur, maar de vraag is of wij vandaag gebosbaad hebben volgens de principes van Shinrin Yoku (bron hieronder). Laten we die er eens bij nemen.
Punt 1 - slow everything down - is dat wij vandaag alle tijd hadden. Dat begon met een koffie op een terras aan een doorgaande weg door Vico del Gargano, de laatste plaats voor je de natuur inrijdt. Het blijkt een levendige plek op deze woensdagmorgen. Bij de koffie namen wij een brioche en ook de naturel variant blijkt nog ernstig geglazuurd. Dat zoete Italiaanse ontbijt is aan ons niet besteed en ook fatsoenlijk brood heb ik er nog niet kunnen vinden. Maar goed, wie wil er brood in het land van de uitvinders van pasta. Ondanks dat, én de uitlaatgassen én de rook van onze terrasburen vermaakten wij ons prima met het observeren van voorbijgangers, vele oude Fiat Panda’s en het provisorische kraampje aan de overkant, dat werd gerund door - naar het zich liet aanzien - vader en zoon en waar vooral door mannen gekocht werd. De waar: bosjes gedroogde kruiden of verkruimeld kruid in plastic doosjes. Man komt aangefietst, stapt af, krijgt het geopende doosje onder de neus en is overtuigd: tast in broekzak naar contanten, ontvangt wisselgeld en fietst op zijn dooie akkertje weer verder. Wat heeft hij gekocht?
Ook wij rekenen af, de koffie en te zoete brioche. We steken over en mogen een heel klein stukje plukken van een gedroogd bosje. We snuiven diep in. Ah natuurlijk! Oregano! En wat sterk! Ook wij betalen contant. We hebben nog geen bos gezien maar een vijfde deel van het tweede Shinrin-yoku punt - use all five senses - is al aan bod geweest: het geurzintuig.
Aangekomen in het bos gaan we eerst maar even naar het bezoekerscentrum. Wij hebben de tijd. Wat spreken de mensen hier weinig Engels. Betalen lukte en er waren drie ruimtes om te bekijken, maar uit de 2 euro toegang valt af te leiden dat het niet veel gaat zijn. De opgezette dieren staan daar aan de verschoten kleur te zien al erg lang. De opgezette uilen komen zo uit de Fabeltjeskrant. En ik vraag mij af wat de lepelaar hier doet. Er is weliswaar een meertje, Laghetto Falascone d'Umbra, maar daar waagt geen watervogel zich heen, laat staan een lepelaar. Verder zijn er tientallen dwarsdoorsnedes van stukken hout om de verschillende tekeningen van houtsoorten te tonen, zijn er lichtbakken met foto’s waarvan de helft het niet doet en een bonte verzameling scherven die ooit in de handen van onze prehistorische voorvaderen dienst hebben gedaan. Die voorvaders en -moeders deden natuurlijk pas écht aan forest bathing. Tenzij we het als voorwaarde stellen dat je buiten het bosbaden een hectisch stadsleven met digital devices leidt. Dan niet natuurlijk.
Eerst lopen we langs een omvangrijk hertenkamp. Groot en diep zijn de ogen van de damherten. Ondiep en groen is het eerder genoemde meertje waar we snel aan voorbijgaan. Alleen de goudvissen en de waterschildpadden vragen nog wat aandacht, maar hoe levendig deze ook zijn, zij komen op ons nogal onnatuurlijk over op deze plek. Eindelijk begint de wandeling als we ook het hertenkamphek links laten liggen en de veredelde vijver achter ons.
De eerste korte stop is bij een omgevallen beuk. Er ligt zaagsel op het pad. De boom was er overheen gevallen en de weg diende vrijgezaagd. Het binnenste van de boom was verrot. Niet over de hele lengte van de stam, maar alleen het onderste gedeelte. Van bovenaf keken we het verrotte deel in. Grote delen waren zwart aangeslagen. Dat zal de schimmel zijn die de geur veroorzaakt. Het ruikt opmerkelijk, naar een combi van humus, rook en vanille en doet ons denken aan Chaga, een zwam met medicinale eigenschappen. Maar Chaga is de berkenweerschijnzwam en die groeit niet op beuk. Alweer heeft geur ons vandaag gevangen.
Het is nog best vroeg en het eerste uur komen we niemand tegen. Dat had de wandelapp AllTrails ons ook beloofd. Vanwege mijn lidmaatschap kan ik de route downloaden en dit maakt dat maakt dat punt 3 van de SY criteria in zicht komt: leave your devices behind. Toch voel ik dat de strenge lezer hier geen genoegen mee neemt. Achterlaten is achterlaten en dan neem je dus ook geen foto’s en gebruik je een kaart om je te oriënteren op de route. Criterium niet bereikt. Toch wil ik mijn betoog nog even vervolgen, want er zijn nog wat punten te gaan die hoop geven.
Find a quiet spot. Dat is punt 4. We liepen richting de plek op de kaart waar de gestippelde route ophoudt met stippelen. Mijn vermoeden dat we daar nog dieper het bos ingaan blijkt onjuist. We komen bij een pas geplaveide asfaltweg. Niet de meest idyllische plek om wat te eten, maar we doen het toch. Een asfaltweg impliceert veel auto’s, maar ook dat blijkt onjuist. Het voldoet veel eerder aan punt 4: de quiet spot. Met een mond vol amandelen ga ik liggen op het asfalt en ontspan volkomen. Boven mij speelt de wind met het licht dat door de bladeren valt. De tinten groen zijn een stuk bevredigender dan het groen van het meertje.
We lopen verder over het asfalt. Zeggen en schrijven 1 auto passeert ons. Twee keer horen we een doffe dreun in het bos. De tweede keer zien we het stuk hout nog omlaag vallen. Zo hard waait het hier toch niet? Een roofvogel kruist ons pad. Gaat op een tak zitten verderop. En vliegt even later weer verder. Schijnbaar komen we toch wat te dichtbij. Verder is het stil. Ik mijmer wat over zwarte spechten, die nog wel eens door een stil zomerbos hun gekrijs willen laten horen. En over de hop die ik in alle vroegte op de camping heb gespot. Hier niets dan bomen, 90% beuk, schat ik zo. Hier en daar Esdoorn, veel Hulst in de ondergroei. Soms een clubje essen.
Tijd voor de lunch en punt 5: mindfull of details. De zwart metallic torren op het asfalt waren me wel opgevallen. Kopstuk blauwzwart, achterlijf paars-zwart, het licht spiegelend en weerkaatsend. We lopen naar Lago d’Otri. Dat spiegelt bepaald niet: volledig Granny-Smithgroen dichtgegroeid met kroos. Deels omheind met een natuurstenen muurtje. Dat dit een meertje mag heten, kan alleen komen door een gebrek aan water in dit gebied. Vijver of poel zou dit bij ons heten. Het kroos en de gitzwarte modder wijzen op een teveel aan voedingsstoffen. Maar er zijn kikkers! Ze zijn net zo groen als het kroos. Kwaken doen ze niet. Ook wat er niet is, maakt mindful. Zoals geen wind. Een lege maag. Afwezigheid van zwemwater of waterval. De mogelijkheid van krijsende zwarte spechten. En de vraag of hier beren leven, of wolven. Maar we weten wel dat dat niet zo is.
Plotseling zijn we niet meer alleen. De meeste toeristen komen later in beweging. Op het muurtje bij het meertje zitten we aan brood met geitenkaas uit Holland. De kaas zat nog hermetisch in plastic. Het vet druipt op het kamelenleren heuptasje. Fietsers in de verte komen deze kant op. Een clubje van zes Fransen met een Italiaanse reisleider die Italiaans Engels spreekt. T-shirt met ohm-teken en iets met yoga. Ik vang Latijnse namen op van boomsoorten. Ze hebben hier ook Fraxinus. Dat was me inderdaad ook opgevallen. Hun groen gaat richting kroos en groene kikker. Net als de Essen bij ons thuis. Maar wat vooral interessant is: de fiets van de reisleider komt nog geen meter van ons vandaan tegen het muurtje te staan. Zou het háár muurtje zijn? Lijkt ze ook een beetje verstoord, of verbeelden wij ons dat slechts? We blijven rustig zitten en droog Italiaans brood eten dat wordt verblijdt met druipende Hollandse geitenkaas én blaadjes bittere radicchio. Dat hebben we thuis dan weer niet. De fietsers vertrekken alweer. En even later wij ook.
Oké, het tastzintuig komt er wat karig vanaf. Ik herinner me de structuur van het asfalt met uitsparingen waardoor het regenwater wegvloeit en het oppervlak dat opvallend glad was. Het contrasteert met de boombasten, doet eerder denken aan de gladheid van de reflecterende keverschilden. Hoe zwart die waren en toch licht gaven en kleur hadden. Ook het smaakzintuig blijft onderbelicht. We durfden het groene water niet te proeven, hebben geen asfalt of stenen gelikt, maar hebben het eerlijk gezegd ook niet overwogen. Het enige moment dat ik proeven heb overwogen was bij de omgevallen beuk waarin een laagje helderbruin water stond. Meducijn had Pippi er zeker in gezien. Het was het soort geur waar je aan blijft ruiken in de hoop in een ander bewustzijn terecht te komen. Daarvoor zal je het echter hebben moeten opsnuiven. Maar smaak en tast kwamen wel samen in het koele flesje Peroni wat ik na de wandeling even tegen mijn huid hield op het terras van de trattoria. Blijft nog de vraag of we deviceloos genoeg waren voor het predikaat Shinrin Yoku.
Bron:
Comments