Een reflectie op haar woestijnreizen, door Rosa van Hesteren
Je moet je voorstellen dat je met je blote voeten door het zand loopt - zand dat meer oranje is dan geel, net iets meer oranje is dan rood. Het is warm zand. Het is fijn zand. Het is mooi, het is schoon, het is irritant, smakeloos, grensoverschrijdend, onverschillig, maar bovenal: overal. En stel je dan voor dat het warm is, écht warm, bijna ongemakkelijk warm. De zon brandt, de wind verkoelt, vliegen zoemen. Ze gaan op je neus zitten, ze proeven je zweet en ze volgen de gebaande paden. We lopen, waar niemand anders is, waar het naar weinig meer dan naar jezelf ruikt, naar een vage zweetlucht, overdreven veel zonnebrand, naar de ander, die na dagen nog steeds naar thuis ruikt, of naar een net gelaten scheet.
Kamelenpoep, ruik je, dát en muntthee, zand, wind en niets. En dat is ook precies wat je ziet: jezelf, in een iets primitievere vorm, de ander, zoals die is, kamelen die alles doen en alles eten, gewoon en overal. Terwijl een stuk of vijf Berbers zich uit de naad werken, eten maken, kamelen verzorgen, tenten opzetten, is het alsof er niets meer is dan het zand, de duinen in al hun vormen, het uitzicht, het ver reikende effect van de wind. Alsof er niets meer is dan het eindeloze niets, waar we gelopen hebben, waar we zullen lopen, en waar we zíjn. De woestijn. Daar, daar exact, daar kan ik mezelf zijn.
Ik was 18, mijn eindexamens waren net achter de rug. Ik was nog net niet niet of wel geslaagd. En het was zomer, ook in Merzouga, een dorpje aan de rand van de Marokkaanse Sahara, waar ik met mijn moeder op een bloedhete donderdagmiddag aankwam. Wat ik daar ervaarde, aan de voet van de roodoranje zandheuvels, was op zijn minst opmerkelijk. Het was als heimwee, iets van gemis, iets van ongeduld, iets van onvervuld verlangen. Heimwee naar de plek waar ik op dat moment was, heimwee naar de reis die ik ruim een jaar eerder had gemaakt, de reis waar ik door mijn eindexamens dat jaar niet bij had kunnen zijn: de stilteretraite van ContactWerk (zo heette True Circle vroeger).
Nu, ruim twee jaar later, ben ik drie keer mee geweest en ik kan me niet voorstellen dat ik het komende jaar niet weer mee zal gaan. Altijd als ik aan de woestijn denk, wil ik dat het voorjaar is. Alsof ik niet kan wachten, zo voelt het dan. Onrust, een kinderlijke spanning, verlangen naar een nog onbestaande herinnering. Het is alsof iets daar tot rust komt en iets anders daar juist aan het kantelen, bewegen, draaien wordt gezet. En je hoeft er niet eens op te wachten. Die eerste stap al, die eerste stille stap de woestijn in, de nog iets onwennige groep naast je, achter je, voor je, voortstappende kamelen, stil Arabisch gefluister.
Als thuiskomen.
Ik ben dat meisje dat tot rust komt in de stilte en het is net of het in de Sahara allemaal nog net iets stiller wordt. De alledaagse woordenwisselingen, het bekende voorbijgesuis van auto’s, het routinematige ja en nee geknik… het blijft uit. Het hoeft niet. Het is er niet eens. En dan is er tijd voor het zetten van intenties, voor nadenken en met jezelf bezig zijn, voor bewustwording, iets wat, als je het toelaat, behoorlijk vanzelf gaat. Naarmate de dagen vorderen, word je je bijvoorbeeld steeds meer bewust van hoe je denkt, hoe je je bekende patronen in gang blijft zetten, van hoe je loopt en hoe je voeten voelen. Maar ook van wat je voelt, wat je boos zou moeten maken, maar je niets doet, waarvan je gaat glimlachen en wat je irriteert. De ongemakken zijn er. Neem de wind, de vliegen, het zitten op de grond, het zand overal, de koude nachten, de pijn in je schouders. Maar met al die dingen leer je te dealen; je leert het te accepteren, het los te laten, en het zelfs, misschien, een klein beetje te waarderen.
Gewoon in het hier en nu te zijn, want wat meer doet ertoe?
Dat geldt ook voor al die vragen die mij behoorlijk vaak bezig kunnen houden. Vragen als: waar gaan we heen? Gaan we al bijna? Zijn we er al bijna? Op deze en vele andere vragen is het enige antwoord: inshallah: ‘als God het wil’. Die vragen verdwijnen, en dat geldt ook voor de tijd. De enige tijd die in de woestijn telt, is woestijntijd, en die vliegt soms, vertraagt soms, zonder dat je daar enig idee van hebt. Zo kan het zijn dat je met gemak twee uur achter elkaar op een matje voor je uit ligt te staren, of dat er in vijf minuten onmogelijk veel gebeurt in je hoofd, en dat zonder dat je je bewust bent van de lengte van de tijd.
En samen met de bewustwording, het in het hier en nu zijn, komt waardering voor de kleine dingetjes: het zetje in de rug van Saïd – de gids, het kopje thee na de slopende wandeling, de zon die achter de wolken verschijnt, de resterende koekkruimels die onder velen verdeeld moeten worden, een knuffel in de morgen. Om de één of andere reden is het voor mij zoveel makkelijker daar te genieten, zoveel makkelijker dan thuis, in die alledaagse sleur die wij met zijn allen het echte leven noemen. In de woestijn vraag ik me wel eens af hoe echt dat leven nou eigenlijk is. Maar ook vraag ik me af waarom ik bepaalde dingen doe, dúrf ik me af te vragen waarom ik maar blijf hangen in die sleur van opstaan, eten, studeren, werken en slapen. Waarom ik daar niet uitstap. Waarom ik niet ja zeg waar iedereen nee verwacht te horen. Waarom ik me niet wat vaker eens nergens wat van aan trek.
Je houdt je bezig met jezelf, daar in de Sahara, met wie je thuis bent en waar je staat, wie je wil zijn en wie je jezelf gunt te zijn, waar je heen wilt en waarin je kunt groeien. En als je het toelaat, zie je in die onzichtbare spiegel jezelf, je schoonheid en hoe warm je glimlach eigenlijk is, maar ook dat waar je mee worstelt, je eenzaamheid, je onvervulde verlangens. Je loopt met je eigen gedachten, met je eigen waarnemingen en onverwachte plezier en in de kring, luisterend naar andermans tranen en woorden, zie je eindelijk eens dat je niet de enige bent.
Dat is het mooie: ja, je bent alleen, maar in samenzijn, met zijn 15en of 16en, in een groep die elke dag meer een groep wordt. Je leert over elkaars angsten, wat ieders belangrijkste thema’s zijn die nu spelen in het leven, je leert wat van de woestijn de één het meest gelukkig maakt en wat van de woestijn de ander het minst gaat missen. En dat terwijl je van velen niet eens weet waar zij zich in het dagelijks leven mee bezig houden. Iedereen is er en iedereen luistert. Je hoeft het niet alleen te doen. En dat vergeet ik nog wel eens, thuis.
Bij mij is het het zand dat trekt, bij de ander het water. Bij mij zijn het de duinen, de zon, de warmte, de stilte, de eindeloosheid en het nietsdoen tot vervelens toe; niet de kick van de ijzige kou, díe uitdaging. Het is net alsof het in me zit. En ik denk niet dat het er ooit nog uitkomt.
Comments